50 jaar Nixon

Afgelopen zondag, 15 augustus, was het exact vijftig jaar geleden dat president Richard Nixon de laatste link van de Amerikaanse dollar met goud doorknipte.
Op Youtube kan je deze historische aankondiging van 1971 nog steeds bekijken via deze link: https://youtu.be/_OQGYe8Vla4

Niet dat Nixon heel veel keuze had, de sluiting van het “goudvenster” zat er al van begin jaren 1960 aan te komen.Om te zien wat er in 1971 op zijn einde liep, moeten we eerst terug naar 1944. De nakende overwinnaars van de tweede wereldoorlog, hielden in de V.S., in het stadje Bretton Woods in de staat New Hampshire, een monetaire bijeenkomst.
Hier werden de regels voor internationale handel na de oorlog vastgelegd.

Zo ontstonden het IMF en de Wereldbank niet lang daarna en werd de Amerikaanse dollar feitelijk de “wereldreservemunt”. Dankzij een overeenkomst die de omwisselbaarheid van dollars voor goud garandeerde voor andere landen.Alle belangrijke wereldmunten werden feitelijk aan de dollar gekoppeld aan vaste wisselkoersverhoudingen en de dollar zelf, was voor Centrale Banken omwisselbaar in goud indien nodig. Met de dollar op zak, kon je wereldwijd aankopen. Grondstoffen bijvoorbeeld, met olie op kop.

Maar in deze overeenkomst zat al meteen een groot probleem ingebakken. Het probleem met een gouden standaard, of zelfs iets wat er op lijkt zoals de overeenkomst van Bretton Woods,  is immers altijd hetzelfde: Die dekselse vrije markt zal actie ondernemen, wanneer de aan elkaar gelijmde wisselkoersen niet meer correct zijn in de echte wereld.

Begin jaren 1960 was de wereldeconomie ver gevorderd in haar herstel na de tweede wereldoorlog. Er werd weer “geld” verdiend en de vraag naar goud als waarde opslag (store of value) nam weer toe.

Amerikaanse burgers konden dan wel nog steeds geen goud kopen, want dat was immers bij wet verboden sinds 1933, Europese burgers bijvoorbeeld, konden wel voor goud kiezen.

Ze deden dat ook en dit was de grootste oorzaak van het feit dat er druk kwam op de Amerikaanse goudreserves.

Begin jaren 1950 waren de goudreserves van de VS nog flink gegroeid, tot boven 20.000 ton. Maar dan zette een gestage en op den duur verontrustende daling zich in:

De bovenstaande grafiek geeft de wet van Gresham alweer mooi weer (zie wikipedia eventueel voor de definitie van de Wet van Gresham).

Het geld dat overgewaardeerd is (US dollars) wordt “uitgegeven. In dit geval omgeruild voor het geld dat ondergewaardeerd is (goud) en dat laatste geld verdwijnt uit circulatie.

Wat doen politici in zo’n situatie, wanneer het duidelijk is dat de waardering van hun munt (dollar) verkeerd is?

Goud opwaarderen? Daarmee de munt zelf devalueren en even gezichtsverlies lijden, maar er wel voor zorgen dat we weer een hele poos verder kunnen? Vermits “papiergeld” dan weer tijdelijk wel competitief is met goud?

Nee nee, dat is het allerlaatste wat ze doen. Ze vormen wel een “kartel” en proberen de vrije markt de kop in te drukken!

Vandaar het ontstaan van de London Gold Pool in 1961.

De Centrale Banken van de VS, Engeland, België, Nederland, Duitsland, Frankrijk, Italië en Zwitserland gingen samenwerken om in Londen de goudprijs aan 35 dollar per ounce verdedigen. Ze waren bereid een gedeelte van hun eigen voorraden in de markt te verkopen, zolang de prijs maar niet steeg.

Publiekelijk verklaarden ze dat goud absoluut nergens heen zou gaan qua prijs, 35 dollar per ounce stond verankerd in beton!

De dreiging van deze tussenkomst alleen, zou waarschijnlijk wel genoeg zijn, leek de redenering van het moment. Het woord van de Centrale Banken dus als afschrikmiddel.

Het verdedigen van 35 dollar per ounce voor goud, faalde vanzelfsprekend. Het kostte uiteindelijk duizenden tonnen aan goud voor de deelnemers aan de London Gold Pool, zonder enige positief resultaat.

Het einde van de Londen Gold Pool in 1968 was spectaculair. Centrale Bankiers moeten de slapeloze nachten aan elkaar hebben geregen. Ze staarden letterlijk in de afgrond…

De laatste paar dagen van de London Gold Pool, begin maart 1968, verloren de deelnemers honderden tonnen goud per dag aan de vrije markt.
Naar verluid kostte 14 maart 1968,  de allerlaatste dag voor de ineenstorting, 275 ton aan Centrale Bank goud!

We spreken hier, in tegenstellig tot de goudhandel vandaag, over “echt” fysiek goud. De papieren markt bestond nog helemaal niet (uitgezonderd de SDR’s van het IMF).

275 ton was in 1968 meer dan 20% van de gehele wereld jaarproductie. Massaal veel goud dus, dat op één dag verdween.

Centrale Banken zagen het vooruitzicht van lege goudkluizen en het spelletje stortte in elkaar… De goudmarkt in Londen werd prompt voor twee weken gesloten!

Toen de markt weer open ging, steeg de prijs in Londen boven 40 dollar per ounce en dit zette alleen maar verder druk op de Amerikaanse dollar.

Officieel was de dollar nog 1/35 van een ounce goud waard, maar op de goudmarkt was die dollar daar al een heel stuk onder gedaald.

Het was uiteindelijk onmogelijk om vol te houden dat de Amerikaanse dollar “as good as gold” was, zoals in Bretton Woods afgesproken. Met goudreserves die nog slechts 8133 ton bedroegen, was ongeveer 2/3 van het goud verdwenen en voor altijd “verloren”.

Tussen 1968 en 1971 probeerden Centrale Banken onderling een soort interne parallelle goudmarkt te onderhouden. Waarin zij de illusie van goud aan 35 dollar onderling probeerden staande te houden. Maar ook dat faalde.

Nixon had dus geen enkele keuze en schorste de omwisselbaarheid van Amerikaanse dollars in goud tijdelijk op, exact vijftig jaar geleden.

Die “tijdelijke” opschorting duurt nu dus al “even” en 35 dollar per ounce zagen we vanzelfsprekend nooit meer terug op de tabellen.

Tegen 1980, in een volgend crisismoment voor de dollar, noteerde goud meer dan 20x hoger, dan de prijs waaraan de leden van de London Gold Pool hun kostbare goud te grabbel hadden gegooid…

De moderne goudmarkt zoals we die vandaag kennen, is dus enkel kunnen ontstaan omdat Richard Nixon de link tussen de dollar en goud moest doorknippen.

Vijftig jaar later staat de prijs van goud vreemd genoeg (of helemaal niet vreemd?) wat ons betreft ook op een punt, vlak voor “alles” in de markt gaat wijzigen. Het huidige systeem heeft zijn tijd gehad, alles wat er nu nog komt, zal het verder verzwakken.

“Dankzij” de papieren markt voor goud (en zilver) en vooral de resulterende lagere prijs dan “normaal”, is goud vandaag voor Centrale Banken vele malen meer waard dan de huidige marktprijs.

Niet alleen voor Centrale Banken trouwens, ook voor iedereen die potentieel van goud ziet, want in tegenstelling tot 1971 mag je in de meeste plaatsen ter wereld vandaag fysiek goud kopen..

Hoeveel spaarders en beleggers zouden in 1971 het potentieel hebben ingezien voor goud? Net voor een maal twintig in prijs over negen jaar?

Vandaag zien we een gigantische “everything bubble” op de financiële markten. De aandelenmarkten met de S&P500 bijvoorbeeld, die noteert tegen 35x de winst en bijna niemand die er wakker van ligt. Je hebt al even obligaties met negatieve rendementen en de vastgoedmarkt is zo duur geworden dat velen ervan uitgesloten worden.

Allemaal rechtstreeks het gevolg van het pad waar Centrale Banken ons op hebben gezet sinds 1971, met het sluiten van het goudvenster.

Maar deze bubbels blijven niet bestaan, dus wij stellen dat er “binnenkort” iets fundamenteel gaat veranderen. En goud, gaat hierin opnieuw een rol moeten spelen.
Niet meer als geld zoals voor 1971, wel in een rol die het al letterlijk duizenden jaren vervult: Als rijkdom reserve voor zowel Centrale Banken, als voor het grote publiek.

Het is dus onze analyse (en je kan die onderschrijven of niet, dat moet je zelf beslissen), dat fysiek goud een essentieel onderdeel is van ieders spaarpot. Of die spaarpot relatief klein is, of heel groot, maakt niet uit.

Goud koop je voor de stabiliteit die het toevoegt aan je vermogen EN voor de herwaardering die er zit aan te komen. Een herwaardering die volgens onze inschatting ook echt “de moeite” zal zijn.

Goud kopen? Dat gaat het makkelijkst hier, automatisch veilig en verzekerd opgeslagen.