Goud is geld, en niets anders

Wie te maken heeft met goud en zilver, kent het riedeltje wel: goud is geen belegging omdat het niks opbrengt. Aandelen, obligaties en vastgoed leveren dividenden, rente of huurinkomsten op. Bij goud en zilver is dat niet het geval.

Dat klopt, maar daar is een heel goede reden voor: goud is geld. De definitie van geld is niet alleen een zekere graadmeter voor waarde, maar ook een medium om goederen en diensten te kopen, en om waarde op te slaan. In zekere zin is spaargeld een vergoeding voor het niet onmiddellijk consumeren van je geld. Je krijgt er een vergoeding voor in de vorm van rente, omdat het geld door de jaren heen minder waardevol wordt. Dat is inflatie.

Het probleem met ons huidige monetaire systeem is echter dat het fiatgeld (geld dat gewoon papier is, en gebaseerd is op het loutere vertrouwen dat een bepaalde centrale bank eraan toekent) niet meer terdege fungeert als een waardeopslag. Het is niets meer waard geworden.

In tegenstelling tot gewoon geld hoeft goud dan ook geen rente te betalen, omdat er ook geen tegenpartij is. Goud ontleent al meer dan 5000 jaar zijn intrinsieke waarde aan het feit dat het zeldzaam is, deelbaar, onverwoestbaar is, en bovendien nog eens heel mooi is in de vorm van de juiste munten.

Ook zilver is geld, maar in mindere mate omdat het niet op de balans van de centrale banken zit. Maar ook zilver kan de functie van geld op zich nemen. In verschillende talen is het woord voor zilver en geld hetzelfde.

Waarde opslaan en spaargeld veilig wegzetten is tegenwoordig niet meer mogelijk met fiatgeld. Een betrouwbaar edelmetaal zoals goud en zilver heeft die functie nog altijd, en zal die altijd hebben.

Goud is daarom meer dan ooit geld.

 

[xyz-ihs snippet=”goud”]